W. van Senus naar E. Maaskamp, "Waterschudding op de Haarlemmer Meer", ca. 1820 gravure. Stichting Atlas van Stolk, Rotterdam.
Size: 9.80 x 16,40 cm.
Bron: https://books.google.be/books?id=W-FGAwAAQBAJ&pg=PA45&lpg=PA45&dq=Waterschudding+op+de+Haarlemmer+Meer&source=bl&ots=9CuecHRr85&sig=ACfU3U3a28mDft1GiAUaE6bk0Ze1o20XNA&hl=nl&sa=X&ved=2ahUKEwiCgu72_4rnAhVDY1AKHVtgACsQ6AEwAHoECAYQAQ#v=onepage&q=Waterschudding%20op%20de%20Haarlemmer%20Meer&f=false
Een gravure is een afdruk in diepdruk-techniek van een afbeelding of een tekst die in een metalen plaat is gegraveerd (gekrast). Anders dan bij een ets, waarbij de tekening door zuurinwerking wordt verkregen, wordt bij een gravure de afbeelding direct in de plaat gekrast.
De gravure is de voorganger van de ets. Ze wordt gemaakt op een metalen plaat van koper, staal of zink. Scherpe beitels zorgen voor de lijnvoering. Een graveur bewerkt de metalen plaat waarvan de gravure een afdruk is. Hij tekent rechtstreeks op de metalen ondergrond met behulp van een burijn, een instrument dat aan het einde is afgeschuind met drie zijden. Om te voorkomen dat de graveur zich zou verwonden, wordt de plaat op een met zand gevulde zak gelegd. Door bij bochten de plaat te draaien kan de graveur van zich af blijven steken.Vanwege de hardheid van het materiaal (koper of staal) wordt de gravure gekenmerkt door haar enigszins hoekige karakter. Zilvergravures en goudgravures zijn ook mogelijk.
De gravure veroverde al snel haar plaats binnen de beeldende kunst. Het voordeel van deze reproductietechniek was dat zij in een hoge oplage kon worden gedrukt. Door de oplage was een prent (verzamelnaam voor alle handgedrukte vormen van beeldende kunst) aanzienlijk goedkoper dan een schilderij. De ontwikkeling van de prentkunst is niet alleen beeldend, maar ook sociaal interessant. Zij opende voor veel mensen die niet het vermogen hadden een schilderij te kopen, de mogelijkheid het huis te versieren.
Behalve metaal is glas ook heel goed te graveren. Glasgraveren wordt door bedrijven tegenwoordig veelal met een laser gedaan, maar ook door middel van diamantfrezen.
Hobbyisten graveren vaak met een Dremel. Professionele graveurs doen het met de hand en een graveerstichel of met een frees. Deze graveurs noemt men meester-graveurs. In de 15e eeuw werden de kopergravures nog alleen door edelsmeden gemaakt, aangezien zij de techniek van het graveren in hard metaal machtig waren bij het decoreren van allerhande voorwerpen. In de 19e eeuw werden veel staalgravures gemaakt. Zij dienden als illustratiemateriaal in boeken. Staal is hard en een staalgravure kon in een praktisch onbeperkte oplage worden gedrukt. Gezien de grote oplages hebben staalgravures dan ook weinig waarde. Hoewel staalgravures direct te herkennen zijn aan hun grijze toon, worden zij vaak met een ets verward.
De twee eerste gedateerde gravures (1398) zijn te vinden in het museum te Colmar in Frankrijk.
Het graveren met een frees is een verspanende techniek in tegenstelling tot etsen en krassen.
De afkorting ´del.´ die men wel op gravures aantreft, komt van het Latijnse deliniavit = (hij) heeft het getekend.
Een droge naald is een diepdruktechniek uit de prentkunst waarbij men, doorgaans door middel van fijne, staalharde etsnaalden, een tekening krast in een plaat. Vroeger was die plaat meestal van koper, tegenwoordig wordt ook zink of plastic gebruikt. Wanneer men in een etsplaat krast, ontstaat er een ´braam´. Dit is een opstaand randje naast de getekende lijn, waaronder zich ook inkt hecht. Hierdoor ontstaat bij het afdrukken een ietwat fluweelachtige lijn, die typerend is voor de drogenaaldtechniek.
Na het tekenen wrijft men de plaat in met drukinkt. Daarna wordt de plaat afgeslagen: de inkt wordt voorzichtig verwijderd met gaas of met de handpalm, tot er uitsluitend in de groeven inkt blijft zitten. Vervolgens wordt de droge naald door middel van een etspers afgedrukt op bevochtigd papier. Het papier is flexibel geworden door het invochten - denk aan papier maché - en nu wordt onder de hoge druk van de etspers het vilt tegen het papier gedrukt, dat weer in de groef wordt geperst. In de groef zit (vette) inkt en door de hoge druk gaat dit een synthese aan met het papier.
Een droge naald etsplaat kan, in tegenstelling tot een ets, slechts in beperkte oplage gedrukt worden, ongeveer 15 exemplaren, doordat bij iedere drukgang de kenmerkende braam steeds meer platgedrukt wordt. Om die reden is de droge naald niet geschikt voor hoge oplages. Wel is het goed mogelijk om met een verstaalde koperplaat dit slijtageproces aanzienlijk te rekken, het drukken van een oplage van 100 of meer is dan mogelijk.
De beroemde etsers van de 17e eeuw hebben al met de droge naald bepaalde delen in hun koperplaten opgewerkt en gecorrigeerd. Als afzonderlijke artistieke werkwijze werd de droge naald vaker beoefend tegen het einde van de 19e eeuw, bijvoorbeeld door James McNeill Whistler en Auguste Rodin.
In Engeland noemt men de techniek drypoint, in Frankrijk pointe sèche en in Duitsland Kaltnadelradierung.
Le terme de gravure désigne l´ensemble des techniques artistiques qui utilisent l’incision ou le creusement pour produire une image ou un texte. Le principe consiste à inciser ou à creuser à l´aide d´un outil ou d´un mordant une matrice. Après encrage, celle-ci est imprimée sur du papier ou sur un autre support. L´œuvre finale ainsi obtenue s´appelle une estampe.
Par abus de langage, « gravure », « estampe » et « tirage » sont souvent confondus.
La première technique identifiée est la xylographie, apparue en Chine au VIIe siècle. Parallèlement à l´invention de l´imprimerie en Europe, ces techniques connaîtront un développement considérable à partir de la Renaissance.
Durant la préhistoire (pétroglyphes), l´antiquité (gravure lapidaires), l´œuvre finale est l´objet gravé. Cependant, dès le Moyen Âge la gravure va être largement utilisée comme technique d´impression et de reproduction des images. Après avoir gravé le dessin sur un support dur et plat, l´artiste procède à l´encrage de la gravure et la transpose sur un nouveau support, en général une feuille de papier. Il existe trois grands procédés de gravure de reproduction, qui recouvrent des techniques diverses.
On parle de taille d´épargne, ou de gravure en relief lorsque « la planche est creusée partout où l´impression ne doit pas avoir d´effet ; le dessin seul est conservé au niveau initial de la surface de la planche, il est épargné »1. L´impression d´une gravure en taille d´épargne peut se faire à la main, ou sur une presse typographique. C´est la technique employée pour la gravure sur bois et la linogravure.
Engraving is the practice of incising a design onto a hard, usually flat surface, by cutting grooves into it. The result may be a decorated object in itself, as when silver, gold, steel, or glass are engraved, or may provide an intaglio printing plate, of copper or another metal, for printing images on paper as prints or illustrations; these images are also called engravings.
Engraving was a historically important method of producing images on paper in artistic printmaking, in mapmaking, and also for commercial reproductions and illustrations for books and magazines. It has long been replaced by various photographic processes in its commercial applications and, partly because of the difficulty of learning the technique, is much less common in printmaking, where it has been largely replaced by etching and other techniques.
Traditional engraving, by burin or with the use of machines, continues to be practised by goldsmiths, glass engravers, gunsmiths and others, while modern industrial techniques such as photoengraving and laser engraving have many important applications. Engraved gems were an important art in the ancient world, revived at the Renaissance, although the term traditionally covers relief as well as intaglio carvings, and is essentially a branch of sculpture rather than engraving, as drills were the usual tools.
The first evidence for humans engraving patterns is a chiselled shell, dating back between 540,000 and 430,000 years, from Trinil, in Java, Indonesia, where the first Homo erectus was discovered.[2] Hatched banding upon ostrich eggshells used as water containers found in South Africa in the Diepkloof Rock Shelter and dated to the Middle Stone Age around 60,000 BC are the next documented case of human engraving.[3] Engraving on bone and ivory is an important technique for the Art of the Upper Paleolithic, and larger engraved petroglyphs on rocks are found from many prehistoric periods and cultures around the world.
In antiquity, the only engraving on metal that could be carried out is the shallow grooves found in some jewellery after the beginning of the 1st Millennium B.C. The majority of so-called engraved designs on ancient gold rings or other items were produced by chasing or sometimes a combination of lost-wax casting and chasing. Engraved gem is a term for any carved or engraved semi-precious stone; this was an important small-scale art form in the ancient world, and remained popular until the 19th century.
However the use of glass engraving, usually using a wheel, to cut decorative scenes or figures into glass vessels, in imitation of hardstone carvings, appears as early as the first century AD,[4] continuing into the fourth century CE at urban centers such as Cologne and Rome,[5] and appears to have ceased sometime in the fifth century. Decoration was first based on Greek mythology, before hunting and circus scenes became popular, as well as imagery drawn from the Old and New Testament.[5] It appears to have been used to mimic the appearance of precious metal wares during the same period, including the application of gold leaf, and could be cut free-hand or with lathes. As many as twenty separate stylistic workshops have been identified, and it seems likely that the engraver and vessel producer were separate craftsmen.[4]
In the European Middle Ages goldsmiths used engraving to decorate and inscribe metalwork. It is thought that they began to print impressions of their designs to record them. From this grew the engraving of copper printing plates to produce artistic images on paper, known as old master prints in Germany in the 1430s. Italy soon followed. Many early engravers came from a goldsmithing background. The first and greatest period of the engraving was from about 1470 to 1530, with such masters as Martin Schongauer, Albrecht Dürer, and Lucas van Leiden.
Modern reproduction of Rembrandt´s 1639 self-portrait
Thereafter engraving tended to lose ground to etching, which was a much easier technique for the artist to learn. But many prints combined the two techniques: although Rembrandt´s prints are generally all called etchings for convenience, many of them have some burin or drypoint work, and some have nothing else. By the nineteenth century, most engraving was for commercial illustration.
Before the advent of photography, engraving was used to reproduce other forms of art, for example paintings. Engravings continued to be common in newspapers and many books into the early 20th century, as they were cheaper to use in printing than photographic images. Engraving has also always been used as a method of original artistic expression.
Many classic postage stamps were engraved, although the practice is now mostly confined to particular countries, or used when a more "elegant" design is desired and a limited color range is acceptable.