Le comte
Henry Carton de Wiart (
Bruxelles,
31 janvier 1869 -
Uccle,
6 mai 1951) est un
écrivain et un
homme politique belge.
Issu d'une famille noble hennuyère, Henry Carton de Wiart naît à Bruxelles en 1869. Après des études secondaires au Collège Saint-Michel (actuel Collège Saint-Jean-Berchmans), il étudie le droit à l'Université Saint-Louis Bruxelles et ensuite à l'Université libre de Bruxelles.
Membre du Parti catholique, il est élu député de Bruxelles en 1896 et reste membre du parlement jusqu'à sa mort en 1951. Ministre de la Justice du 17 juin 1911 au 31 mai 1918 dans le gouvernement de Charles de Broqueville, le nom d'Henry Carton de Wiart reste surtout attaché à l'importante loi sur la protection de l'enfance en 1912, qui crée les tribunaux pour enfants, prévoit des mesures pour les mineurs délinquants et institue la déchéance paternelle. Il reçoit les félicitations personnelles du roi Albert Ier qui apprécie cette nouvelle loi.
Après la Première Guerre mondiale, il succède à Léon Delacroix au poste de premier ministre, qu'il occupe de 1920 à 1921. Son gouvernement d'union nationale, au sein duquel il occupe également le poste de ministre de l'intérieur, regroupe des membres des partis catholique, socialiste et libéral. Au cours de son année de gouvernement ont lieu :
En 1922, le roi Albert le crée de comte.
Sa carrière politique ne s'arrête pas là, puisqu'il sera également Ministre du travail, des affaires sociales et de l'hygiène entre 1932 et 1934, dans le gouvernement de Charles de Broqueville. Entre 1928 et 1935, il est également membre de la délégation belge auprès de la Société des Nations. De 1934 à 1947, il est président de l'Union interparlementaire.
Lors de l'invasion de la Belgique par la Wehrmacht en mai 1940, Carton de Wiart suit le gouvernement belge jusqu'à Poitiers puis rentre en Belgique. Il est incarcéré par l'Occupant à la prison de Louvain.
Après la Seconde Guerre mondiale, il occupe le poste de ministre sans portefeuille chargé des questions de coordination économique et de reconstruction dans le premier gouvernement de Gaston Eyskens entre le 11 août 1949 et le 8 juin 1950. Âgé de 81 ans, il occupe encore le poste de ministre de la justice dans le gouvernement de transition de Jean Duvieusart, entre le 8 juin et le 15 août 1950.
Auteur de plusieurs romans historiques et ouvrages autobiographiques, cofondateur de la revue artistique et littéraire Durendal, il fait partie en 1920 des premiers membres de l'Académie royale de langue et de littérature françaises de Belgique et le restera pendant 31 ans jusqu'à sa mort le 6 mai 1951. Durant la Question Royale, il est un fervent défenseur du roi Léopold III.
Il a notamment écrit le roman de chevalerie La Cité ardente (1905), qui a donné à la ville de Liège un nouveau surnom, d'usage général aujourd'hui. Il fonde avec le chanoine Bondroit et Mallinger « la société d'Art à l'école et au foyer ».
Son action se prolonge aujourd'hui encore à travers l'ASBL Juliette et Henry Carton de Wiart.
Il est le grand-père maternel de l'homme politique Paul-Henry Gendebien.
Henry Carton de Wiart épouse la femme de lettres Juliette Verhaegen (1872-1955) avec laquelle il a six enfants, Ghislaine, François-Xavier, Georgette, Hubert, Gudule
1 et Geneviève
Henri Victor Marie Ghislain graaf Carton de Wiart (
Brussel,
31 januari 1869 –
Ukkel,
6 mei 1951) was een
Belgische politicus. Hij was
Eerste Minister van 1920 tot 1921.
Graaf Carton de Wiart werd geboren in Brussel en promoveerde in 1890 als doctor in de rechten aan de ULB. Hij vestigde zich als advocaat in Brussel.
Van 1895 tot 1911 was hij voor de Katholieke Partij gemeenteraadslid van Sint-Gillis. Ook was Carton de Wiart van 1896 tot aan zijn dood lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers voor het arrondissement Brussel.
Samen met figuren als Michel Levie, Jules Renkin en de broers Daens behoorde Carton de Wiart op het einde van de 19de eeuw tot de grondleggers van de christendemocratie. Hij was medestichter van de christendemocratische bladen L'Avenir Social (1891-1894) en La Justice Sociale (1895-1902). Als medestichter van de Ligue Nationale du Suffrage Universel onderhield hij ook goede betrekkingen met de christendemocratische bewegingen in Vlaanderen en Wallonië. Daarnaast was Carton de Wiart een hevig tegenstander van de regionale eentaligheid in Vlaanderen en voerde hij rond 1900 een Belgisch-nationalistische campagne.[1]
Van 1911 tot 1918 was hij minister van Justitie. In deze functie was hij onder meer verantwoordelijk voor de wet op de kinderbescherming (1912) en de aanpassing inzake de taalwetgeving in rechtszaken (1913). Tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen de Belgische regering in Le Havre resideerde, werd hij wegens zijn beleid inzake censuur, oorlogspropaganda en militaire rechtspraak en zijn francofiele relaties door de Vlaamsgezinden en de Vlaamse Beweging gewantrouwd.
Van 20 november 1920 tot 16 december 1921 leidde hij als eerste minister een Nationale Unie-regering van katholieken, socialisten en liberalen. In deze regering was hij eveneens minister van Binnenlandse Zaken. Tijdens zijn bewind werd de tweede grondwetsherziening afgewerkt die begonnen was onder de vorige premier Léon Delacroix. Voor het eerst werd België een tweetalig land. Onder zijn premierschap werd eveneens een wet inzake taalgebruik in bestuurszaken goedgekeurd. Van de belofte van Carton de Wiart omtrent Nederlandstalig hoger onderwijs kwam echter niets terecht. Naderhand ging hij wel akkoord met de oprichting van Nederlandstalige faculteiten aan de Rijksuniversiteit Gent, maar hij wees een volledige vernederlandsing af.
In 1918 werd Carton de Wiart benoemd tot minister van Staat. Van 1932 tot 1934 was hij minister van Arbeid, Sociale Voorzorg en Hygiëne. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1940 week hij als minister van Staat met de Belgische ministers uit naar Frankrijk en nam er deel aan de belangrijkste beraadslagingen van het kabinet. Hij ging echter niet mee naar Londen. Na de oorlog werd Carton de Wiart, die intussen op hoge leeftijd was, van augustus 1949 tot juni 1950 minister van Economische Coördinatie en Nationale Wederuitrusting en van juni tot augustus 1950 minister van Justitie.
Henri Carton de Wiart was samen met verschillende andere leden van de familie in 1904 in de adelstand verheven. In 1922 werd hem de titel van graaf verleend, overdraagbaar bij eerstgeboorte.
De Britse generaal Adrian Carton de Wiart was een neef van hem.
Carton de Wiart stichtte het katholiek geïnspireerde tijdschrift voor kunst en literatuur Durandal (1894-1914).
Hij beschouwde de historische roman als een goed middel voor de promotie van een nationale literatuur. Hij schreef zelf verschillende historische romans en daarnaast ook reisverhalen en literaire en politieke memoires.
- Contes hétéroclites (1892)
- La cité ardente (1905) - De woelige stad (1912) - gewijd aan de stad Luik en haar verzet tegen Karel de Stoute
- Les vertus bourgeoises (1907) - Beschrijving van het leven in Brussel op het einde van de 18de eeuw
- La vie et les voyages d'un ouvrier foulon du pays de Verviers au XVIIIe siècle d'après un manuscrit inédit (1920).
- Mes vacances au Congo (1923) - Op reis door Congo (1930)
- Mes vacances au Brésil (1928)
- Souvenirs littéraires (1938)
- Marguerite d'Autriche: régente des Pays-Bas (1939).
- Terres de débat (1941) - de streek van Ath onder de Spaanse overheersing
- Les Cariatides (1942)
- Bourrasque 48 (1945)
- Beernaert et son temps (1945)
- Nouveaux contes hétéroclites (1947)
- Souvenirs politiques (1948)
- Souvenirs politiques (deel II, postuum verschenen in 1981)